Grootschalige operatie : “Een herdenkingsplicht tegenover de families van de slachtoffers”

8 augustus 1956 zal voor altijd een zwarte dag blijven in de geschiedenis van ons land. Die dag verloren 262 mijnwerkers het leven in de oude koolmijn van Marcinelle. Meer dan 65 jaar later zijn families nog steeds op zoek naar het lichaam van hun naasten. 17 slachtoffers van de vreselijke mijnramp van Bois du Cazier konden destijds immers niet worden geïdentificeerd. Op initiatief van de zoon van een van hen ging op 4 oktober een poging van start om de lichamen te identificeren. Het Disaster Victim Identification Team (DVI) van de Centrale directie van de technische en wetenschappelijke politie (DJT) coördineert de operaties.

Grootschalige operatie : “Een herdenkingsplicht tegenover de families van de slachtoffers”

8 augustus 1956 begon als een gewone zomerdag. Die ochtend daalden 275 mijnwerkers af tot op een kilometer onder de grond, in de diepten van de koolmijn van Bois du Cazier. Enkele minuten later barstte de hel los. Een kolenwagen in een liftkooi op weg naar boven botste tegen een balk die een oliedrukleiding en twee hoogspanningskabels afrukte. Er brak een brand uit, aangewakkerd door de perslucht en de ventilator aan de oppervlakte. Het vuur breidde uit naar de omringende houten constructies. Alle elementen waren aanwezig om een grote ramp te veroorzaken. En dat is jammer genoeg wat er gebeurde. Slechts 13 mijnwerkers kwamen levend uit de vuurzee. Hun 262 kameraden hadden minder geluk. Het ging om 136 Italianen, 95 Belgen, acht Polen, zes Grieken, vijf Duitsers, drie Algerijnen, drie Hongaren, twee Fransmannen, een Brit, een Nederlander, een Oekraïner en een Rus. De reddingsdiensten hebben destijds alle lichamen kunnen identificeren, op 17 na.

Michele Cicora behoort tot de familieleden van de anonieme slachtoffers en wil zijn papa koste wat het kost een laatste rustplaats geven. “Hij komt elk jaar naar de herdenkingen en legt 17 bloemen neer op de begraafplaats van Marcinelle waar de niet-geïdentificeerde slachtoffers liggen”, zegt eerste commissaris Christian Decobecq,  hoofd van het Disaster Victim Identification Team (DVI) van de Federale Gerechtelijke Politie. Michele heeft hard geijverd voor de aanwending van de moderne technieken van slachtofferidentificatie om alle slachtoffers van Bois du Cazier een naam te geven. “De zaak begon tweeënhalf jaar geleden. Ik heb eerst gesproken met de directeur van de begrafenisonderneming van Gilly die ook in het bestuur zit van de vzw Bois du Cazier. Hij heeft contact gehad met Michele Cicora die zijn familie had beloofd het lichaam van zijn papa terug te vinden.” 

Michele Cicora

Verenigd om te herdenken

Christian Decobecq is zeer begaan met de zaak en slaagde erin verschillende actoren te verenigen om dit titanenwerk aan te vatten. “Dit project raakt me persoonlijk want mijn schoonfamilie heeft een migratieachtergrond en mijn schoonvader was mijnwerker in La Louvière. Maar deze identificatiepoging is vooral een herdenkingsplicht tegenover de families van de slachtoffers en ons land. De opdrachten van DVI hebben trouwens een duidelijk doel: de nabestaanden van de slachtoffers ondersteunen en helpen”, vertelt hij.

Het dossier van Bois du Cazier wordt enkel om humanitaire en historische redenen heropend en niet om gerechtelijke redenen. “Je moet weten dat onze politiemensen op vrijwillige basis zullen worden bijgestaan door wetsdokters, antropologen en DNA-analisten.” Dat is mogelijk dankzij het grote netwerk dat DVI heeft uitgebouwd. “In de loop van mijn carrière heb ik contacten gelegd met een aantal personen van wie ik de hulp heb ingeroepen: mensen van de Civiele Bescherming, het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC), het UZ Leuven, tandartsen voor de gebitsafdrukken, personeel van de Centrale directie van de technische en wetenschappelijke politie (DJT) voor de gezichtsherkenning en teams van de Federale Gerechtelijke Politie van Henegouwen, Namen, Luik en Charleroi. Ik denk ook aan de noodzakelijke beveiliging van de plaats door de Lokale Politie. En we kregen zelfs de hulp van Interpol!”, aldus Christian Decobecq.

 

“Mijn steentje bijdragen”

Op federaal niveau is de gedeconcentreerde coördinatie- en steundirectie (CSD) Henegouwen sinds begin dit jaar bij de zaak betrokken. “Ik werd als dirco van Henegouwen in maart 2021 gecontacteerd door de stad Charleroi. Ze vroegen me een rol van ‘coördinatie D3’ op te nemen in het kader van de opgraving en identificatie van de 17 lichamen. Als dirco Henegouwen en als mens wou ik mijn steentje bijdragen en zorgen voor die coördinatie tussen de diensten van de CSD, DJT en de politiezone Charleroi”, zegt hoofdcommissaris Laurent Coucke. 

 

Resultaat volgend jaar bekend

De opgraving van de lichamen die op 4 oktober is gestart, vraagt veel vakkundigheid. “Eerst moesten we het standbeeld wegnemen boven de plaats waar de lichamen begraven zijn, om dan met de grootste precisie één per één de kisten naar boven te halen. Daarbij kregen we hulp van antropologen. De lichamen zijn dan overgebracht naar de begrafenisondernemer waar een wetsdokter en een tandarts aan de slag zullen gaan, bijgestaan door het gerechtelijk-geneeskundig instituut van Luik, het NICC, het UZ Leuven en de dienst gezichtsherkenning van DJT. Naast die onderzoeken wordt ook een vergelijking gemaakt met het DNA van de families om 100% zeker te zijn van de identiteiten van de slachtoffers”, vertelt Patricia Vanderlinden, eerste hoofdinspecteur bij het DVI.

Het is het begin van een minutieus werk van zeer lange adem voor alle betrokkenen. “Ik kan rekenen op een ongelofelijk team dat zich zelfs tijdens vakanties vrijmaakt. Het zijn mensen met een echte roeping die altijd het beste van zichzelf geven”, beaamt Christian Decobecq.

Het eindresultaat van deze kolossale taak zal bekend zijn op 8 augustus 2022, de dag waarop hulde wordt gebracht aan de slachtoffers van het vreselijke drama. “De families zullen nieuws ontvangen tijdens een ceremonie waarbij een rouwkapel zal worden ingehuldigd. We zullen vooraf in elk geval ons best doen om hen antwoorden te geven en de tijd nemen wanneer dat nodig is. We willen onberispelijk werk leveren en kunnen rekenen op de volle steun van de directie en het personeel van DJT. Ik dank alle toegewijde collega’s!”, besluit het hoofd van het DVI.

 

“Een historisch evenement waaraan we met trots deelnemen”

De Lokale Politie van Charleroi heeft altijd al nauw samengewerkt met de vzw en het museum van Bois du Cazier om de verschillende evenementen en herdenkingen op de site van Bois du Cazier te beveiligen. “Onze politiezone onderhoudt trouwens uitstekende contacten met deze partners. Het is dan ook met plezier dat we hebben deelgenomen aan de voorbereidende vergaderingen, onder andere met onze collega’s van CSD Henegouwen en het DVI uiteraard, elk binnen zijn bevoegdheden. Afgezien van onze opdrachten ter bescherming en beveiliging van de opgravingssite zijn we trots om bij te dragen tot dit evenement dat we terecht historisch kunnen noemen”, aldus eerste hoofdinspecteur Olivier Schneidesch, adjunct-DirOps bij de politiezone van Charleroi.

Eerste hoofdinspecteur Olivier Schneidesch (PZ Charleroi) en hoofdcommissaris Delphine Lampereur (CSD Henegouwen).

 

Labels