Wanneer gebruik ik welke autolichten?

Wanneer is het verplicht je lichten aan te zetten? Welke lichten moet je gebruiken? In welke omstandigheden moeten we mislampen aansteken? Heel wat vragen waarop we vaak niet (meteen) het juiste antwoord kunnen geven. Zeker niet voor bestuurders die hun rijbewijs al vele jaren op zak hebben...

Een bestuurder van een wagen gebruikt 5 soorten lichten :

  • de dagrijlichten zijn verplicht op alle nieuwe voertuigen: ze dienen alleen om gezien te worden, niet om beter te zien
  • de parkeerlichten of standlichten die net zoals dagrijverlichting alleen dienen om gezien te worden door andere weggebruikers
  • de dimlichten zorgen dat u gezien wordt door de andere weggebruikers én verbeteren het zicht van de bestuurder tot ca. 30 meter
  • de grootlichten ofwel "verstralers" genoemd, maken je zichtbaar én zorgen voor een zicht van tenminste 100 meter
  • de mistlichten

Wanneer je lichten gebruiken?

  • van zonsondergang tot zonsopgang;
  • gedurende de dag, als het zicht als gevolg van regen, hagel, sneeuw,... minder dan 200 meter bedraagt;
  • gemotoriseerde tweewielers moeten ALTIJD, dus dag en nacht, met dimlicht en rood achterlicht aan rijden.

Welke lichten gebruiken?

Bestuurders van motorvoertuigen (met inbegrip van bromfietser en motorfietsen) kunnen ervoor kiezen om het dimlicht, grootlicht of beide tegelijk aan te steken. Als de grootlichten verblindend kunnen zijn, is het gebruik ervan verboden in volgende gevallen :

  • bij het naderen van een tegemoetkomende weggebruiker (voetganger, fietser, bromfietser, motorrijder, autobestuurder, ...);
  • wanneer de tegemoetkomende weggebruiker met zijn grootlichten knippert om duidelijk te maken dat hij verblind wordt;
  • wanneer u een auto volgt op minder dan 50 meter;
  • wanneer de weg voldoende verlicht is zodat je 100 meter ver kunt zien.

Wanneer mistlampen gebruiken?

Bij slecht weer verhogen mistlampen de zichtbaarheid op de weg. Ze laten je toe om een veilige afstand te houden en ongevallen te voorkomen.

Maar als je ze gebruikt wanneer ze verboden zijn, kunnen ze vervelend zijn en zelfs ongevallen veroorzaken! Een bestuurder die zijn/haar achtermistlampen aan laat bij normaal weer en wanneer de zichtbaarheid terug normaal is, veroorzaakt voor de achterliggende bestuurders een verblindend effect wat uitermate storend is. Het gebruik van achtermistlampen is dan ook aan regels onderworpen.

  • Steeds meer voertuigen zijn uitgerust met mistlampen vooraan, maar deze zijn niet verplicht. Indien er wel zijn, kan je ze gebruiken bij sneeuw, zware regen of mist. In dat geval, kan je ze alleen of in combinatie met het dimlicht of grootlichten gebruiken. In andere omstandigheden, mag je ze niet gebruiken.
  • Je moet de mistlampen achteraan inschakelen in de volgende situaties: wanneer mist het zicht beperkt tot minder dan 100 meter, wanneer de sneeuwval het zicht beperkt tot minder dan 100 meter en in het geval van zware regen.

Welke lichten gebruiken bij stilstaan en parkeren?

Wanneer je stilstaat of parkeert op de rijbaan of berm tussen zonsondergang en zonsopgang en in alle gevallen waarin het niet langer mogelijk is om nog duidelijk te zien tot een afstand van 200 meter, moeten :

  • aan de voorzijde: een of twee witte of gele parkeerlichten branden;
  • aan de achterzijde: een of twee rode lichten branden.

Maar, bij mist, sneeuwval of felle regen mag je de dimlichten of mistlichten vooraan ook gebruiken, evenals het mistachterlicht.

In de bebouwde kom mogen de dimlichten vooraan en de rode lichten achteraan vervangen worden door de parkeerlichten wanneer het voertuig evenwijdig met de rijweg staat geparkeerd en er geen aanhangwagen aan gekoppeld is. Alleen het parkeerlicht dat zich aan de kant van de aslijn bevindt, mag dan gebruikt worden.

Je vraag blijft onbeantwoord? Contacteer Lokale Politie Vlaamse Ardennen via het contactformulier of telefonisch via 055 33 88 88.